Naar een fundamenteel andere kijk op zorg: de organisatie van zorg
Naar een fundamenteel andere kijk op zorg: de organisatie van zorg

Naar een fundamenteel andere kijk op zorg: de organisatie van zorg

De beweging in perspectief

Ter afsluiting van de bijeenkomst plaatst Sensire-bestuurder Maarten van Rixtel de beweging richting een bekostiging op basis van cliëntprofielen in een breder perspectief. Hij trekt de vergelijking tussen het problematische verdienmodel in de zorg en dat van de boeren, die sinds de komst van de Boerenleenbank (nu de Rabobank) steeds verder vervreemd zijn geraakt van hun maatschappelijke rol in hun streven om steeds meer te groeien. In beide gevallen is er een squeeze ontstaan: we weten dat we het fout doen, maar we weten niet hoe we eruit komen. Hoe helpen we nu de mensen waar het om gaat uit die squeeze? Van Rixtel: ‘De stelling van Sensire is: door zelf iets te doen. Waar je weet dat je een maatschappelijke rol hebt en vastloopt, heb je een eigen verantwoordelijkheid. Die proberen wij te nemen.’

Het doel van de organisatie, benadrukt Van Rixtel, is niet om omzet te maken, of om te blijven bestaan. ‘Ons doel is: de relatie die ontstaat tussen professional en klant, dokter en patiënt, verpleegkundige en bewoner te ondersteunen, zodat die maximaal zinvol is, voor beide partijen. En als die ondersteuning niet nodig is, dan moeten wij er ook niet zijn.’ Volgens Van Rixtel loopt de weg naar andere financiering van wijkverpleging via de professionals op de werkvloer: ‘Zij moeten centraal komen te staan, zij moeten die beweging op gang brengen.’

De professional centraal

Dat vereist een aantal dingen. Van Rixtel: ‘Ten eerste moet de organisatie begrijpen wat haar rol is. Niet de organisatie is dominant, maar het ondersteunen van de relatie tussen professional en klant. Het cliëntprofielenmodel is daarmee ook meer dan een bekostigingsinstrument: het moet de professionals ondersteunen om de relatie met de klant zo goed mogelijk vorm te geven.’ Daarbij noemt Van Rixtel – en daarin sluit hij aan bij de vorige sprekers – professionalisering als een belangrijke voorwaarde om de slag te kunnen maken. ‘De praktijkvariatie is momenteel nog te groot om het vertrouwen te geven dat ‘de wijkverpleging’ de toegankelijkheid van zorg garandeert. We zullen instrumenten moeten ontwikkelen om tot collectief leren te komen, en tot een soort standaardisering.’

Ten tweede is het nodig om van professionele autonomie de kern van de organisatie te maken. Van Rixtel: ‘Dat betekent dat het bestuur niets meer te zeggen heeft over de individuele behandelrelatie. Tegelijkertijd hebben we met de wijkverpleegkundigen afgesproken dat ze elke behandelrelatie in de context van Nederland plaatsen. Met andere woorden, in de context waarin we leven: een situatie waarin we een zorgverzekering hebben, waarin sprake is van solidariteit, maar waarin we ook niet iedereen kunnen helpen op de manier waarop we dat misschien zouden willen. Dat is de context van morgen.’

De toekomst van de wijkverpleging

Sensire heeft de professional dus belangrijk gemaakt, en verwacht van die professional dat zij de handschoen opneemt. Van Rixtel: ‘Dat betekent ook dat het zorgteam in de wijk eind van dit jaar geen management meer boven zich heeft. Het hoogste orgaan is het nieuwe Platform Wijkverpleging Sensire. Dat bepaalt uiteindelijk de richtlijnen en de protocollen die de wijkteams moeten volgen.’ De rol van het bestuur beperkt zich ook hierin tot ondersteuning. ‘Zo zal de informatieondersteuning die we nodig hebben moeten worden doorontwikkeld, zodat de wijkverpleegkundige bijvoorbeeld, als ze een zorgplan maakt, kan zien wat de gevolgen daarvan zijn voor de toegankelijkheid van de zorg over vijf jaar.’

Hoe ziet de toekomst van de wijkverpleging eruit? Van Rixtel pleit voor een maatschappelijk debat over de rol en functie van de wijkverpleging. ‘Op dit moment geven wij mensen nog te veel ruimte om naar zorgprofessionals te komen, in plaats van dat ze in het maatschappelijk dienstverleningsveld gaan kijken.’ In reactie daarop klinkt vanuit de V&VN de oproep om vooral wijkverpleegkundigen zélf te betrekken bij dit soort vraagstukken: ‘Het stikt van de keien van wijkverpleegkundigen in Nederland. Als we er eens mee beginnen om hen aan tafel te halen om mee te denken, dan hebben we een eerste slag gemaakt.’ Maar de V&VN nodigt graag óók Maarten van Rixtel uit aan die tafel.

Het cliëntprofielenmodel is meer dan een bekostigingsinstrument: het moet de professionals ondersteunen om de relatie met de klant vorm te geven

Professionalisering en vertrouwen in de beroepsgroep

Maarten van Rixtel is er helder over: professionalisering van de beroepsgroep is nodig om als zorgaanbieders vertrouwen te krijgen van zorgverzekeraars en van de samenleving als geheel. Deze stelling roept veel discussie op. Waar gaat het eigenlijk over als we het over professionalisering hebben? We hebben in Nederland een heel systeem van professies opgetuigd, een industrie die leidt tot steeds meer specialisatie en die eigenlijk is losgezongen van de behoefte van de bevolking, is een van de reacties. Dat heeft het wantrouwen richting de beroepsgroep alleen maar versterkt. We zouden in de zorg transdisciplinair moeten werken, met een duidelijke rol voor de burger. Hoe helpt meer professionalisering daarbij?

Volgens Maarten van Rixtel is de kern van professionalisering dat je in jezelf verantwoording kunt afleggen over je gedrag, en dat dat leidt tot bepaalde te verwachten uitkomsten. Professionalisering raakt in deze betekenis dus meer aan standaardisering dan aan specialisatie. Van Rixtel: ‘Het gaat erom dat je probeert om met elkaar de body of knowledge te vergroten die nodig is om mensen te helpen.’ De V&VN kan daarbij een belangrijke rol spelen, door zich bezig te houden met de ontwikkeling van richtlijnen en protocollen.

Het zal nog wel even duren voordat de zorgverzekeraars zorgaanbieders ook daadwerkelijk het vertrouwen kunnen geven, geeft een vertegenwoordiger van een grote zorgverzekeraar aan. ‘In onze wereld is het gedachtegoed van positieve gezondheid en de doorvertaling daarvan naar handelingen nog niet echt eigen gemaakt. We moeten zoeken naar hoe we dat doen. Daarbij is grootschalige samenwerking cruciaal.’ Van Rixtel is overtuigd van een goede afloop: ‘Het beeld wordt gecreëerd dat regelgeving leidt tot vertrouwen. Maar wij zeggen: inhoud, meesterschap van de professional leidt tot vertrouwen. Daar moeten wij samen voor zorgen.’

Op weg naar een andere kijk

De inspiratiebijeenkomst heeft, zo moge duidelijk zijn, enkele belangrijke inzichten opgeleverd. Allereerst strekt de discussie over een nieuwe bekostiging van de wijkverpleging verder dan alleen een nieuwe financieringsmethodiek. Een fundamenteel andere kijk op zorg is nodig: een andere manier van denken, een andere inhoud, een andere zorginfrastructuur, een ander perspectief op de organisatie. Daarbij moet de professional en diens autonomie centraal komen te staan; voor organisaties moet het ondersteunen van de relatie tussen professional en klant leidend zijn.

Van de beroepsgroep vraagt dit verdere professionalisering, met name in de vorm van standaardisering. Dit lukt alleen als de verschillende betrokken partijen hierin samenwerken en kennis delen. Uiteindelijk moet deze veranderslag in de zorg leiden tot vertrouwen van zorgverzekeraars én van de samenleving als geheel. Dat vertrouwen kan dan de basis vormen voor een bekostigingsmodel dat recht doet aan de inhoud van de zorg.